Voor een mooie tuin is de kwaliteit van de bodem van groot belang:
De plant moet goed en diep kunnen wortelen.
De grond moet een goede structuur hebben. (Moet goed waterdoorlatend zijn)
De grond moet een goede zuurgraad (PH) hebben.
Er moet genoeg voeding in de grond zitten. (bemesting)
Aanwezigheid van bodemleven. Het bodemleven zet organische stof om in voor de plant opneembare delen.
Houdt de grond water en voeding vast? (Adsorptievermogen grond)
Er mogen geen schadelijke stoffen in de grond zitten. (zout, rioolslib, resten bestrijdingsmiddelen)
Als de grond niet aan de bovenstaande voorwaarden voldoet, kunnen we een grondverbetering toepassen. Bedenk dat je tijdens de aanleg veel makkelijker grondverbetering kunt toepassen, dan tijdens het onderhoud. Je hebt dan namelijk te maken met bestaande beplanting. Maatregelen om bodemverbetering toe te passen zijn:
Diep spitten en fresen: de juiste grondbewerking toepassen
Organische stof/humus (zeer sterk verteerde plantenresten) door de grond mengen. Humus zorgt er voor dat de grond water en voeding vast houdt. De structuur van de grond verbetert en het is goed voor het bodemleven.
Actief bodemleven toevoegen in de vorm van regenwormen.
Uiteraard is het ook mogelijk de toplaag (bijvoorbeeld harde klei) te vervangen door de juiste grondsoort. Vraag naar de mogelijkheden.